Jan Boerstol schrijft het gedichtje over Simon Carmiggelt (1987) die meer dan 10.000 “stukkies” heeft geschreven in zijn lijfkrant het Parool (1946-1983). Hij schreef onder het pseudonym Kronkel en meestal waren het intervieuws met Amsterdammers. In 1974 bracht de Stichting Pandorra een heel apart affiche op de markt. Je kent het vast nog wel. Een spiegelend oppervlak met de tekst: “Ooit een normaal mens ontmoet en… beviel ’t?” Ontleent aan Simon Carmiggelt zijn “kronkels”. De stichting wilde graag het beeld over mensen met psychische problemen positief beïnvloeden. In die tijd hield ik me er helemaal niet mee bezig, ik was zelf als een gek ‘aan het puberen’ en vond dat heel normaal. Maar hoe normaal ben je zelf? Nu denk ik: is het normaal dat ik eerst de kapotte chippies opeet? De deur nog eens controleer voordat ik naar mijn werk ga? Over weersomstandigheden hoor ik vaak: “niet normaal die hitte, regen, onweer…” Of de grote wereldzaken dan, is het normaal om chemische wapens in te zetten, überhaupt oorlog te voeren? Is het normaal om zwaar gesluierd over straat te gaan of om pilletjes te slikken en je daarmee in de disco lekker te voelen? Ben je normaal als je elke zondag naar de kerk gaat? Of ben je normaal als je nooit een glaasje alcohol drinkt? Kortom wat is normaal? Waar ben je op de wereld, in welke cultuur ben je opgegroeid? Wat ergens normaal is, is op een andere plek zomaar helemaal abnormaal. Voor niet cultuurgebonden ‘zaken’ zoals praten, seksen, eten, doodgaan en kinderen baren, maakt het niet zoveel uit. Het hoort bij het leven met of zonder taboe. Overal ter wereld wordt het normaal gevonden.
De leus heden ten dagen is: “ik ben toch niet gek”. De leus bij de Mediamarkt. Gek genoeg als ik op koopjes uit ben ga ik er ook heen. Om me het thema wat meer ‘eigen’ te maken ga ik eens op onderzoek uit. Op naar “het Dolhuys” in Haarlem, een nationaal museum voor de psychiatrie. In 1559 is dit “Dolhuys” namelijk een opvanghuis voor ‘krankzinnigen’ geweest. Nu kan je interactief door de jaren heen de grens ervaren tussen gekte, normaal en abnormaal. Door verhalen van patiënten te zien. Dit geeft een overzicht hoe er met ‘gekte’ werd omgegaan. Van duiveluitdrijving tot Prozac. Nou ik vond het niet “dolletjes”. Je kan de zogenaamde “dolcellen” bekijken, waar lastige patienten verbleven. Een cel met een getraliede deur, een houten krib en een poepdoos. Een luikje boven in de cel laat wat licht en lucht door. Nou niet normaal hoor voor deze tijd. Dat het Dolhuys wil laten zien dat de grens tussen gek en normaal soms uiterst dun is, snapte ik allang. Het geeft me zacht gezegt een zeer ongemakkelijk gevoel. Verontwaardiging komt in me op. Dat kan toch wel anders? En gelukkig gaat het nu anders, al zou ik nog wel graag veel meer complementaire geneeskunde als homeopathie, acupunctuur endergelijken, zien bij ‘gekke gedragingen’ van de mens. Ergens is gewoon iets uit balans, niets geks aan. Iemand op deze wijze behandelen vind ik heel normaal, maar niet iedere arts. Helaas.
en telkens als de televisie of de krant
weer zit te wachten op een ‘stukkie’ van mijn hand,
want bij mijn stukkies schrijven dacht ik vaak aan hem
en ook, dat ik hem toch eens bij gelegenheid
de vraag zou willen stellen: ‘Vindt u er wat aan’
Dat is een kans die ik voorbij heb laten gaan,
ook literaire vaders sterven mettertijd.
‘Maar jammer is ’t wel…’ Terwijl ik hem herlees,
voel ik mij voor de eerste keer een beetje wees.
Jan Boerstoel, Het Parool
Schrijven is de geestelijke redding van Carmiggelt geweest en hij heeft zodoende nooit kennis hoeven maken met “het Dolhuys“. Het kleurenpalet van mensen kon hij in woorden schilderen. Heerlijk!! Zijn monotone donkere melancholische stem sprak op zondagavond boekdelen. Het was (als ik het goed heb) de dagsluiting op TV in de “seventies“. Rita een feest van herkenning. Dus blijf maar schrijven… Wie weet. RINY
Lieve Rita,
Ik draag al jarenlang een voorschoot/schort van het Fonds Verstandelijk gehandicapten; ooit gekocht bij een kraampje op een vrijmarkt. Hij is wat verwassen, maar de tekst is nog goed leesbaar: “ik ben bijzonder”.
Soms draag ik hem binnenste buiten, als me dat beter bevalt.
Misschien ben ik daarom wel verzamelaar van zowel Winnie de Poeh als Carmiggelt: de naïeve optimist tegenover de notoire pessimist. Een postume uitgave van Carmiggelts beste kronkels kreeg de titel: Ik lieg de waarheid. Groet van gewoon maar Willem.