“Op een dag was de krekel zo nieuwgierig naar wat hij nu eigenlijk voelde, ergens binnen in zich, dat hij zich binnenste buiten keerde om daar achter te komen.” Zo begint een van de 313 verhaaltjes in Toon Tellegen’s boek “misschien wisten zij alles”. Toon Tellegen is een van de schrijvers die ik erg bewonder. Hij weet telkens zijn verhaal pakkend en in op werkelijkheid lijkende fantasie te verwoorden. Hoe de dieren in samenspraak met elkaar van alles ontdekken. Wat bijvoorbeeld gevoel is, voorbij gaan, of missen. Of hoe de eekhoorn zijn reuk breekt, of de graag klimmende olifant weer uit de boom valt.
Terugkomend op het gevoel van de krekel. Ze konden het niet vinden, de lijster en de mier. “En toch”, zo vond de krekel toen hij weer buitenstebinnen was gekeerd “hadden jullie het moeten zien, want nu zit het weer in mijn borst en hij klopte erop. “Hier…”
Bij ons is het net zo ongrijpbaar. Gevoelens. Waar zit het, wat doet het, heeft het een kleur, geur, uitstraling…?
Ik las een interview met collega verpleeghuisarts en filosoof Bert Keizer, ter ere van zijn 500ste column in de Volkskrant. Hij vindt dat wij onontkoombaar samenvallen met de hersenen. Oftewel je bent je brein. Die kun je binnenstebuiten keren wat je wilt en geen enkele gedachte of gevoel wordt zichtbaar ben ik bang. Zelf merk ik dat, tijdens mijn werk in het Verpleeghuis, mijn gevoelens elkaar vaak in een rap tempo opvolgen. Stress, onrust, angst (het niet goed te doen), verdriet, boosheid en uiteraard ook vreugde. Er wordt steeds zoveel van mij verwacht. Door de patiënt, de familie, de collega’s, de manager, dat ik het zelf soms niet meer bij kan houden. En merk besluiteloos ergens te staan, “wat ging ik ookalweer doen?”. In deze zogenaamde “maakbare wereld” is namelijk alles mogelijk. Maar niet heus. Ik kan niet alles, ik weet niet alles. Dat is voorbehouden aan de dieren in het bos van Toon. Daar gaat het er anders aan toe. Ik ben gewoon een mens met gevoelens, waar ze dan ook mogen zitten. Ik voel ze telkens ook ergens anders. In mijn buik, in mijn borst, benen, keel.
Ja, zei de stem.
Wat doe je daar.
Kunnen jullie mijn gevoel zien?
Je gevoel?
Ja, jullie weten toch wel wat gevoel is…?
Het moet daar ergens zitten.
Zie jij wat, vroeg de mier aan de lijster.
Nee zei de lijster, waar moet ik op letten?
En mijn gedachten, vroeg de gesmoorde stem.
Weer bekeken de lijster en de mier
de binnenste buiten gekeerde krekel en zeiden: Nee.
O, zei de stem, wat zien jullie dan wel.
Het lijkt nergens op.
Maar misschien is dat mijn gevoel wel, zei de stem…
Ik heb last van dunner worden van mijn huid. Zo noemt Bert Keizer dat. Hij en ik worden ouder en het lijntje naar mijn patiënten wordt “dunner”. Oftewel, ik kan het nu bijna zelf zijn die daar zit of ligt. En dat klopt, een leeftijdgenoot, ligt terminaal ziek te zijn. Bijeengehouden door een corset, anders ‘valt hij uitelkaar’. Hij heeft al veel langer doorgeleefd dan ik misschien vol zou houden in die omstandigheid. En toch… Nee, hij wilde geen euthanasie. Het leven bracht hem nog genoeg momenten om van te genieten. “Hoe hou je het vol”, vroeg ik hem? “Nou, ik leef bij de dag”, antwoordde hij mij. Summier gesteld en tegelijkertijd afdoende voor hem. En toen ineens was het genoeg, er was enkel pijn en er was geen genieten meer aan. Wij huilden allemaal tijdens het laatste gesprek. Het gevoel welde ‘onomkoombaar’ op uit mijn borst. De tranen vloeiden uit mijn ogen toen ik hem zei hoe dapper en stoer ik hem vond. Als ik dit schrijf voel ik het weer. Ik ben het dus eens met de krekel: gevoel zit ook in mijn borst.
Zelfs Bert Keizer zegt: “Het feit dat je een bepaald fenomeen óók terugziet als een chemische reactie, wil niet zeggen dat het enkel daaruit bestaat. Als je mijn verdriet over het verlies van mijn moeder wilt bespreken in termen van de samenstelling van mijn tranen, zeg ik: nou, prima, maar het blijft ellendig.”
Verdriet door verlies blijft ellendig, inderdaad. Als ik door Tellegen zijn ogen kijk weet hij als geen ander lichtvoetig en met een luchtigheid de dingen des levens te transformeren. Er is gewoon geen dualiteit, goed-slecht, mooi-lelijk, het leven ís gewoon. En de dood ook. Daar leer ik van. Al krijg ik snel blauwe plekken en voel ik me daardoor soms beurs met zo’n dunne huid.